woensdag 7 mei 2014

Heren van de Thee van Hella S. Haasse

De auteur

Hélène Serafia Haasse werd op 2 februari 1918 geboren te Batavia, in het toenmalige Nederlands-Indië, als dochter van pianiste Käthe Diehm Winzenhöhler en Willem Hendrik Haasse, inspecteur van financiën bij het Gouvernement. Hun jeugd brachten Hella en haar broertje Wim door in Nederlands-Indië; zij woonden in Batavia, Buitenzorg (Bogor), Soerabaja en Bandoeng. De overweldigende natuur blijkt in Hella’s leven en werk van blijvende invloed. Van 1925 tot eind 1928 werd Hella in Nederland ondergebracht bij haar grootouders, vervolgens in een kinderpension, omdat haar moeder moest kuren in een sanatorium in Davos en vader in Soerabaja bleef.




In de eerste jaren na haar terugkomst in Indië ontwikkelde Hella Haasse twee passies: lezen en toneelspelen. Zij schreef toneelteksten, die zij door de buurtkinderen liet uitvoeren en las stapels historische romans uit haar vaders boekenkast: onder anderen van Hugo, Scott en Van Lennep. Zelfs begon zij op haar twaalfde aan haar eerste historische roman. Op het gymnasium kreeg zij belangstelling voor middeleeuwse en antieke mythen en sagen en voor Nederlandse literatuur, vooral poëzie.

In 1938 vertrok Hella Haasse alleen naar Nederland om te gaan studeren. Gedreven door haar belangstelling voor de Oudnoorse saga’s begon zij aan de studie Scandinavische Talen en Letteren. Een jaar later stopte ze daarmee, toen haar duidelijk werd welk misbruik de nazi’s in Duitsland van diezelfde heldensagen maakten.
Troost werd gezocht in de kunst. In 1940 deed zij toelatingsexamen aan de Toneelschool in Amsterdam; in 1943 eindexamen; en al in 1944 beëindigde ze haar toneelloopbaan. Wel schreef zij nog tot 1947 teksten voor cabaretprogramma’s van Wim Sonneveld. Toneelspelen vormde voor haar, achteraf bezien, de voedingsbodem voor het schrijven van romans.
In februari 1944 trouwde Hella Haasse met Jan van Lelyveld, die zij in 1939 had leren kennen toen zij beiden in de redactie van Propria Cures zaten. Eind ’44 werd hun eerste dochter geboren, Chrisje, en schreef Hella tijdens de hongerwinter een toneelstuk over Charles d’Orléans, dat zij jaren later omwerkte tot de historische roman Het woud der verwachting. Inmiddels had zij al poëzie gepubliceerd (Stroomversnelling, 1945) en was begin 1947 Chrisje op tweeënhalfjarige leeftijd aan difterie overleden. Hella en Jan kregen nog twee dochters: Ellen, geboren 1947, en Marijn, geboren 1951.

In korte tijd schreef Hella S. Haasse Oeroeg, haar prozadebuut dat in 1948 als Boekenweekgeschenk verscheen en haar naam als veelgelezen en hooglijk gewaardeerde schrijfster onmiddellijk bekrachtigde. Deze klassieker prijkte decennialang op leeslijsten van scholieren, werd in 1993 werd verfilmd en werd na meer dan vijftig drukken in 2009 hét boek van de CPNB-campagne Nederland Leest.
In de jaren die volgden op haar debuut bouwde Haasse een indrukwekkend en monumentaal oeuvre op, dat bestaat uit historische romans (zoals Het woud der verwachting en De scharlaken stad), documentair-historische romans (zoals Mevrouw Bentinck en Heren van de thee), Indische romans (Oeroeg en Sleuteloog) en contemporaine romans (als De wegen der verbeelding en Fenrir). Het woud der verwachting (1949), over het leven van Charles van Orléans, bracht haar in 1989 internationale roem met het verschijnen van de Amerikaanse vertaling.
De literaire kern van haar oeuvre, zoals opnieuw uitgegeven in het Verzameld werk, beslaat meer dan twintig romans, een verhalenbundel, vijf autobiografische boeken en enkele essaybundels. Daarnaast schreef zij talloze toneelstukken en liedteksten. Haar werk wordt in negentien landen in vertaling uitgegeven.


Haar werk is veelvuldig bekroond met literaire prijzen. Zij ontving in 1981 de Constantijn Huygensprijs, de P.C. Hooftprijs 1983, in 1985 de dr. J.P. van Praagprijs, in 1995 de Annie Romeinprijs, en in 2004 de Prijs der Nederlandse Letteren voor haar gehele oeuvre.
Ook aan afzonderlijke titels werden vele prijzen toegekend: in 1958 de Nationale Atlantische prijs voor De ingewijden; in 1960 de Internationale Atlantische prijs voor dezelfde roman; in 1962 de Visser Neerlandiaprijs voor het toneelstuk Een draad in het donker; in 1977 de Litteraire Witte Prijs voor Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven, in 2003 de Prix du Meilleur Livre Étranger voor Mevrouw Bentinck.
De roman Heren van de thee werd in 1993 bekroond met de CPNB Publieksprijs, genomineerd voor de AKO Literatuurprijs en door de Raad voor de Kunst voorgedragen voor de Europese Literatuurprijs.
Haar laatste roman, Sleuteloog, groeide in 2002 uit tot een bestseller, en kreeg in 2003 de NS Publieksprijs en de Dirk Martensprijs.

Hella S. Haasse kreeg ook op andere wijze veel waardering voor haar werk. Zij werd als enige Nederlandse schrijver maar liefst drie keer gevraagd het Boekenweekgeschenk te schrijven: Oeroeg (1948), Dat weet ik zelf niet (1959) en Transit (1994).
Ook kreeg zij talloze erefuncties en gastdocentschappen. In 1986 was Hella S. Haasse gasthoogleraar Letteren aan de Katholieke Universiteit Brabant en in 1992 doceerde zij als gastschrijver aan de Rijksuniversiteit Leiden; sinds 1987 is zij erelid van de Belgische Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) in Gent en vanaf 1991 erelid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden.
Een eredoctoraat in de Letteren aan de Rijksuniversiteit Utrecht kreeg zij in 1988, een eredoctoraat in de Letteren aan de katholieke Universiteit van Leuven in 1995.
Van koningin Beatrix ontving Hella S. Haasse in 1992 de Eremedaille in Goud voor Kunst en Wetenschap in de Huisorde van Oranje.

In Frankrijk zijn alle boeken van Hella S. Haasse in vertaling verkrijgbaar. Van het Franse Minsterie van Cultuur kreeg zij in 1995 de onderscheiding Officier de l’Ordre des Arts et des Lettres, vervolgens Commandeur. In 2000 werd zij benoemd tot Officier de la Légion d'honneur – een eer die slechts weinig Nederlandse schrijvers krijgen.
Van 1981 tot 1990 woonden Hella S. Haasse en haar man Jan van Lelyveld in Frankrijk, in een dorp ten noorden van Parijs.

In november 2006 verscheen Het tuinhuis, de verzamelde verhalen van Hella S. Haasse. Tegelijkertijd startte Querido met het heruitgeven van haar andere boeken in gebonden uitgaven.

In haar archief vond Hella S. Haasse in 2006 Sterrenjacht terug, het oude feuilleton dat zij in 1949/1950 voor Het Parool schreef onder het pseudoniem C.J. van der Sevensterre. Als curiosum verscheen het in 2007 in boekvorm (zij het niet in het Verzameld werk).


Op 2 februari 2008 vierde Hella S. Haasse haar negentigste verjaardag en werd het Hella Haasse Museum geopend: www.hellahaassemuseum.nl. Dit digitale museum maakt op innovatieve en visueel aantrekkelijke wijze het persoonlijke archief van Hella S. Haasse openbaar. Behalve eigen documenten, zoals familiefoto’s, brieven, dagboekaantekeningen en manuscripten, vertoont het museum ook omslagen van eerste drukken en geluids- en beeldfragmenten.



Recencies


Heren van de thee (1992) vertelt het levensverhaal van Rudolf Kerkhoven: van hoe hij zich als jongeman in Nederland voorbereidt om naar Nederlands-Indië te vertrekken tot en met hoe hij een theeplantage sticht in een afgelegen gebied op het eiland Java. Hella S. Haasse baseerde zich voor dit levensverhaal op een familiearchief met brieven, foto’s en historische documenten dat bewaard wordt door de stichting Indisch thee- en familie-archief. Heren van de thee is derhalve geen fictie, maar het verhaal is wel geromantiseerd. Zo zijn er fictieve dagboek-fragmenten van Jenny Roosegaarde Bisschop, de vrouw van Rudolf Kerkhoven.
Heren van de thee3
Maaike Meijer geeft in haar boek In tekst gevat (2005) kritiek op deze historische roman, juíst vanwege dit laatstgenoemde feit: het door Haasse verzonnen dagboek van Jenny. Meijer noemt Heren van de thee een gemiste kans, omdat het perspectief, dat in onze tijd op het koloniale avontuur mogelijk was, niet wordt benut. Meijer zegt met andere woorden: Haasse heeft er voor gekozen de visie van de witte planters te verwoorden, terwijl de inheemse bevolking slechts object van focalisatie blijft. Zo worden de koloniale verhoudingen, de ongelijkheid, in de twintigste eeuw nog altijd voortgezet. Meijer vindt dat Haasse ervoor had kunnen kiezen de bronnen anders te manipuleren. Waarom neemt ze wel de vrijheid om het dagboek van Jenny zelf te schrijven en kiest ze er niet voor om bijvoorbeeld de in het verhaal aanwezige baboe Engko aan het woord te laten? In tegenstelling tot Haasses novelle Oeroeg (uit 1948!) komt alleen de witte, koloniale visie naar voren. Ik kan niet anders zeggen dan dat Meijer dat scherp opgemerkt heeft.

Rudolf en Jenny
Links:
Rudolph Eduard Kerkhoven gefotografeerd in Amsterdam, 1870. (Foto: A. Greiner, Amsterdam. Copyright Stichting Indisch Thee- en Familiearchief Van der Hucht c.s.)
Rechts:
Jenny Elisabeth Henriëtte Roosegaarde Bisschop, gefotografeerd in 1875 in Luik. (Foto: L.M. Zeyen, Luik. Copyright Stichting Indisch Thee- en Familiearchief Van der Hucht c.s.)

Maar deze kritiek ten spijt, Haasse weet in de roman de moeilijkheden van de familie, zoals de steeds meer verbitterd rakende Jenny, heel invoelbaar te maken. Als lezer raak je betrokken bij de familie. Je leeft – met name in de eerste helft van het boek – mee met Rudolf. Rudolf ervaart niet alleen de natuur als tegenstander, maar ook zijn vader en zijn broer. Vastberaden als Rudolf is, gaat hij het gevecht aan. De dagboekfragmenten, de brieven en de vertellers-tekst brengen alles tot in detail tot leven. Maar Heren van de thee vertelt eigenlijk een triest verhaal: de economische voorspoed die Kerkhoven weet te bewerkstelligen maakt hem blind voor het ongeluk van zijn vrouw. Jenny kwijnt weg in het afgelegen huis en voelt zich ongelukkig. Rudolf blijkt in staat te zijn om de natuur te ontginnen, maar zijn eigen vrouw is een ontoegankelijk gebied. In het tweede deel van het boek wordt steeds duidelijker dat Jenny haar eigen gevoelens niet onder controle heeft, met alle gevolgen van dien.

Edu (links) en Ru Kerkhoven, kinderen van Rudolf en Jenny, aan het bellen blazen op de balustrade van de voorgalerij van het administrateurshuis in Gamboeng, 1889.Foto: H. Udo de Haes. Copyright Stichting Indisch Thee- en Familiearchief Van der Hucht c.s.
Edu (links) en Ru Kerkhoven aan het bellen blazen op de balustrade van de voorgalerij van het administrateurshuis in Gamboeng, 1889. (Foto: H. Udo de Haes. Copyright Stichting Indisch Thee- en Familiearchief Van der Hucht c.s.)

Hella S. Haasse kende het gebied waarin het verhaal zich afspeelt. Ze groeide op in de Preanger en kwam als kind veel op thee-ondernemingen. Dit resulteert in indrukwekkende beschrijvingen van de natuur. Heren van de thee is Haasse grootste literaire succes, het boek is een ware bestseller. De roman werd bekroond met de CPNB Publieksprijs 1993 en genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. Er is een theatervoorstelling van gemaakt en het werd in veel talen vertaald. In 2004 ontving Hella S. Haasse de Prijs der Nederlandse letteren voor haar gehele oeuvre.


In 1871 vertrok het echtpaar Rudolf Kerkho- ven en Jenny Roosengaarde Bisschop vanuit Nederland naar de afgelegen theeonderneming Gamboeng in de Preanger op Java . In het decor van de indrukwekkende , mysterieuze natuur en tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in de koloniale politiek van 1870 tot 1907 leven we mee met de autocratische ondernemer Rudolf en zijn langzaamaan verbitterd rakende echtgenote.
Hella S. Haasse is een van Nederlands hoogst gewaardeerde auteurs. Voor haar werk ontving zij onder meer de Constantijn Huygensprijs, de Annie Romeinprijs en de P.C. Hooftprijs. Voor Heren van de thee ontving zij in 1993 de CPNB Publieksprijs .verder ontving zij in 2004 de Prijs der Nederlandse Letteren. In 2006 verscheen van haar de verhalenbundel Het tuinhuis.Als Haasse ergens de herinneringen aan het landschap van haar ziel en jeugd heeft bewaard, dan is het wel in Heren van de thee. 

- NELLEKE NOORDERVLIET 

De Volkskrant



Geen opmerkingen:

Een reactie posten