Vorm en inhoud
maken de vent
De klucht van de koe is geschreven door G.A. Bredero in 1612 in het
midden van de renaissance. Hij is geboren in 1585 en was naast schrijver ook
schilder. Ondanks dat hij de zoon was van een schoenmaker, heeft hij toch goed onderwijs
gekregen. In deze tijd was de kloof tussen de armen en rijken op intellectueel
niveau erg groot. Bredero heeft het geschreven als klucht; een kort
toneelstukje, met als hoofddoel het publiek vermaken.
De klucht van de koe verteld het verhaal van de Gaeuw-dief. Wanneer
hij op een avond een boer genaamd Dirk om onderdak vraagt, maakt hij misbruik
van Dirk’s gastvrijheid. Hij leert dat de boer in het bezit is van een
uitstekende koe en steelt deze. De volgende morgen overtuigt hij de boer de koe
voor hem te verkopen. Van de winst wil hij gaan trakteren in een herberg in
Amsterdam. Ook de herbergierster Giertje en de optrekker Joosje weet hij te
overhalen om afstand te doen van hun bezittingen.
In De klucht van de koe gebruikt G.A.
Bredero de taal van het volk in het toneelstuk.
Dirk, Joosje en
Giertje komen allemaal van een lage sociale klasse. Er worden geen moeilijke
woorden gebruikt en deze is zelfs soms erg grof. Dus in dit opzicht past de
taal; de vorm, zeker bij de inhoud.
Tot mijn
verbazing heeft G.A. Bredero wel aandacht besteed aan estheticisme. Er is veel
sprake van rijm.
Het voornaamste
doel van De klucht van de koe is de
spot drijven met het volk. Veel schrijvers van zijn tijd beschouwden het gewone
volk als ‘ver beneden hun doen’ en weigerden hen als onderwerp te gebruiken.
G.A. Bredero doet dit daarentegen wel, maar maakt ze hierin ook belachelijk.
Bijvoorbeeld nadat de boer realiseerde dat hij in de beet genomen was, begon
hij simpelweg te lachen om zijn eigen fouten en domheid.
Niet alleen het
‘domme’ volk wordt bekritiseerd, ook de hogere klassen worden niet bespaard. In
het begin van het verhaal wordt veel aandacht besteed aan de dief. Hij weet van
zichzelf dat hij steelt, maar hij geeft niet toe dat dit slecht is; velen doen
het immers en zij worden geen dief genoemd. Hij heeft het over bijvoorbeeld
valse boekhouders en belastingtrekkers die hier zonder pardon mee weg komen.
De hierboven genoemde
kenmerken vallen zeker niet onder één literaire stroming. Het was lastig om er
één te vinden die aan alle eisen voldoet. Het simpele taalgebruik past bij de
inhoud, maar kan ook gezien worden als parlando-taal uit de Nieuwe Zakelijkheid.
De simpelheid kan er op wijzen dat G.A.
Bredero de vorm juist niet belangrijk vond, maar dat het publiek juist zijn
persoonlijke boodschap zou begrijpen. Het frequente gebruik van rijm, past dan weer niet bij deze groep
schrijvers.
Hierdoor ben ik
van mening dat bij De klucht van de koe de
vorm en inhoud één zijn. G.A. Bredero heeft als vorm het toneelstuk gekozen. Om
het publiek geboeid te houden is er gebruik gemaakt van rijm en dagelijks
taalgebruik. De taal past goed bij de inhoud, de boodschap en het doel G.A.
Bredero. Hiermee toont
De klucht van de koe juist
eigenschappen van de Beweging van Tachtig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten