dinsdag 22 maart 2016

De klucht van de koe door G.A. Bredero

Vorm en inhoud maken de vent

De klucht van de koe is geschreven door G.A. Bredero in 1612 in het midden van de renaissance. Hij is geboren in 1585 en was naast schrijver ook schilder. Ondanks dat hij de zoon was van een schoenmaker, heeft hij toch goed onderwijs gekregen. In deze tijd was de kloof tussen de armen en rijken op intellectueel niveau erg groot. Bredero heeft het geschreven als klucht; een kort toneelstukje, met als hoofddoel het publiek vermaken.

De klucht van de koe verteld het verhaal van de Gaeuw-dief. Wanneer hij op een avond een boer genaamd Dirk om onderdak vraagt, maakt hij misbruik van Dirk’s gastvrijheid. Hij leert dat de boer in het bezit is van een uitstekende koe en steelt deze. De volgende morgen overtuigt hij de boer de koe voor hem te verkopen. Van de winst wil hij gaan trakteren in een herberg in Amsterdam. Ook de herbergierster Giertje en de optrekker Joosje weet hij te overhalen om afstand te doen van hun bezittingen.

In De klucht van de koe gebruikt G.A. Bredero de taal van het volk in het toneelstuk. 
Dirk, Joosje en Giertje komen allemaal van een lage sociale klasse. Er worden geen moeilijke woorden gebruikt en deze is zelfs soms erg grof. Dus in dit opzicht past de taal; de vorm, zeker bij de inhoud.
Tot mijn verbazing heeft G.A. Bredero wel aandacht besteed aan estheticisme. Er is veel sprake van rijm.

Het voornaamste doel van De klucht van de koe is de spot drijven met het volk. Veel schrijvers van zijn tijd beschouwden het gewone volk als ‘ver beneden hun doen’ en weigerden hen als onderwerp te gebruiken. G.A. Bredero doet dit daarentegen wel, maar maakt ze hierin ook belachelijk. Bijvoorbeeld nadat de boer realiseerde dat hij in de beet genomen was, begon hij simpelweg te lachen om zijn eigen fouten en domheid.
Niet alleen het ‘domme’ volk wordt bekritiseerd, ook de hogere klassen worden niet bespaard. In het begin van het verhaal wordt veel aandacht besteed aan de dief. Hij weet van zichzelf dat hij steelt, maar hij geeft niet toe dat dit slecht is; velen doen het immers en zij worden geen dief genoemd. Hij heeft het over bijvoorbeeld valse boekhouders en belastingtrekkers die hier zonder pardon mee weg komen.

De hierboven genoemde kenmerken vallen zeker niet onder één literaire stroming. Het was lastig om er één te vinden die aan alle eisen voldoet. Het simpele taalgebruik past bij de inhoud, maar kan ook gezien worden als parlando-taal uit de Nieuwe Zakelijkheid. De simpelheid kan er op wijzen dat G.A. Bredero de vorm juist niet belangrijk vond, maar dat het publiek juist zijn persoonlijke boodschap zou begrijpen. Het frequente gebruik van rijm, past dan weer niet bij deze groep schrijvers.
Hierdoor ben ik van mening dat bij De klucht van de koe de vorm en inhoud één zijn. G.A. Bredero heeft als vorm het toneelstuk gekozen. Om het publiek geboeid te houden is er gebruik gemaakt van rijm en dagelijks taalgebruik. De taal past goed bij de inhoud, de boodschap en het doel G.A. Bredero. Hiermee toont De klucht van de koe juist eigenschappen van de Beweging  van Tachtig.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten